Topsectoren in beeld: Topsector High Tech Systemen en Materialen

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
15-01-2024

In de topsectoren werken bedrijven, wetenschap en overheid samen aan innovatie en kennisdeling. Het doel is om te zorgen dat Nederland economisch tot de wereldtop blijft behoren en om oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing en schaarste van voedsel, water en energie. In deze aflevering: Marc Hendrikse, boegbeeld van de Topsector High Tech Systemen en Materialen, ook wel Holland High Tech.

 

Wat houdt het werk van een Topsector in?

‘Het doel van de topsector is om in publiek-private samenwerking innovatie naar de markt brengen. Bij Holland High Tech ontwikkelen we nieuwe technologieën, vooral om maatschappelijke uitdagingen op te lossen. We proberen financiering te krijgen voor start-ups en scale-ups. Vooral voor scale-ups in de hightechwereld is dat lastig, omdat die vaak grote investeringen vergen met een wat langere terugverdientijd. Dat gaat gelukkig steeds beter.

Verder kijken we naar de Human Capital Agenda. We willen meer jongeren interesseren voor banen in de hightechindustrie en de opleidingen daarvoor. Met speciale aandacht voor vrouwen, aangezien het percentage vrouwen in onze sector nog steeds bedroevend laag is. Maar het gaat ook om een leven lang leren. Dat doen we in learning community’s van bedrijven, onderwijsinstellingen en soms ook onderzoeksinstellingen. Studenten kunnen er ervaring opdoen in praktijksituaties en bedrijven maken er kennis met de nieuwste technologieën.

Als een bedrijf investeert in een van onze innovatieprogramma’s, doen wij er 30 procent bij. Daardoor hebben de universiteiten en hbo-instellingen een incentive om programma’s te bedenken waar het bedrijfsleven behoefte aan heeft. Want dan krijgen zij ook 30 procent meer te besteden. Dat is echt wel een win-winsituatie.’

 

Welke technologische trends ziet u in uw topsector?

‘Allereerst miniaturisering: het wordt allemaal steeds nauwkeuriger en steeds meer micro. Wat een iPhone tegenwoordig kan, daar had je vroeger een computer ter grootte van een huiskamer voor nodig. Daarnaast zijn het vooral combinaties van technologieën die uiteindelijk nieuwe oplossingen bieden. Vooral voor de grote transities: de energietransitie, circulariteit en digitalisering. Bij de energietransitie gaat het bijvoorbeeld batterijtechnologie waardoor je meer energie kan opslaan in kleinere batterijen. Zoals met de technologie van ALD -atomic layer deposition-, wat we in Nederland heel goed beheersen. Of om nieuwe vormen van elektrolyse om groene waterstof te produceren. Dat is een heel oude technologie. Maar die is nog niet doorontwikkeld voor de schaal waarop je het nu wilt gebruiken om waterstof in kostprijs concurrerend te maken met fossiele brandstof. Met innovaties willen we niet alleen maatschappelijk voordeel, maar ook economisch verdienvermogen creëren.’

 

Op welke technologieën focust de topsector?

‘We richten ons op sleuteltechnologieën die uiteindelijk tot nieuwe machines of producten leiden. Zo is bijvoorbeeld quantumtechnologie een veelbelovende technologie waar Nederland ook goed in is. Het is nog wel de vraag wat er precies gaat uitkomen en wanneer. Dat is al duidelijker bij fotonica, computerchips op basis van licht in plaats van elektronen. Daarmee kunnen we chips energiezuiniger maken. En we proberen computerchips te combineren met biologische processen. Bijvoorbeeld lab on a chip om met een druppeltje bloed je diabeteswaarden of DNA te bepalen. Of organ on a chip om dialyse thuis te kunnen doen. Dat soort oplossingen zijn we vanuit een wetenschappelijke basis aan het uitproberen in de praktijk met prototypes.’

 

Hoe belangrijk is de internationale markt voor jullie topsector?

‘Die is cruciaal. Nederland is als markt veel te klein voor wat wij doen. Bijna 20 procent van de nationale export komt vanuit onze topsector. Bij de start dertien jaar geleden moesten we überhaupt in het buitenland bekendmaken dat je in Nederland moet zijn voor hightechoplossingen. Die reputatie hadden we niet. Toen was ASML ook nog nauwelijks bekend.’

 

Wat heeft Nederland te bieden?

‘In Nederland zijn we vooral sterk in crossovers, verschillende technologieën met elkaar verbinden. Dat is essentieel voor de oplossing van de maatschappelijke uitdagingen. Plus: we zijn hier flexibel in denken en opereren. We zijn toch wat minder bureaucratisch dan veel landen om ons heen en daardoor kunnen we snelheid maken.’

 

Wat is jullie strategie voor internationale samenwerking?

‘We maken landenplannen: waar heeft een land behoefte aan en wat kunnen wij bieden? Dat hebben gedaan we voor Duitsland, Frankrijk en regio’s van Amerika. Zo helpen we het Franse Airbus met de technologie van waterstof en lichtgewicht tanks voor waterstof op basis van composieten op weg naar emissieloos vliegen. En met Duitsland werken we aan efficiënte infrastructuur voor trucks op waterstof of elektriciteit. Bijvoorbeeld met een corridor van Rotterdam naar München. Met Duitsland en Frankrijk hebben we innovatiepacts gesloten om samen projecten te doen voor gemeenschappelijk uitdagingen als de energietransitie. Daar is VNO-NCW een belangrijke trekker van.

We richten ons nu daarnaast meer op Vlaanderen en Oost-Azië. Bij China moeten we wat scherper kijken wat we wel en niet willen doen. Naast Singapore, Japan en Zuid-Korea - vooral op het gebied van de semicon-industrie - focussen we ook meer op Vietnam en Maleisië. Het zijn allemaal landen waar ook al hightechindustrie actief is. Want je hebt mogelijkheden tot samenwerking nodig, ook met goede universiteiten en een proactieve overheid.’

 

Wat hebben jullie nodig van het Nederlandse bedrijfsleven?

‘We proberen overal bekend te maken wat wij doen, bijvoorbeeld met een jaarlijks evenement en regionale bijeenkomsten. We werken ook intensief samen met regionale ontwikkelingsmaatschappijen. En we nodigen iedereen uit om bij ons aan te sluiten. We zijn op zoek naar onderscheidende technologie, vaak gekoppeld aan de grote transities. Iets waar men in het buitenland iets aan heeft. Dan kunnen we je bijvoorbeeld meenemen naar een beurs of missie naar een buitenland met een bewindspersoon. Er doen ook heel veel kleine bedrijven mee, zoals de start-ups en scale-ups die we met groeifondsvoorstellen en innovatieprogramma’s ondersteunen. We gaan nu weer een aantal calls doen specifiek voor mkb-bedrijven om met bijvoorbeeld hbo-instellingen te gaan innoveren.’

 

En van de overheid?

‘Andere landen kijken jaloers naar de samenwerking die we in de topsectoren tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen hebben gerealiseerd. Wel is er het risico dat het met nieuwe regeringen verandert. Je kunt het snel weggooien, maar dan duurt het heel lang voordat je het weer op hebt opgebouwd. En we hebben deze samenwerking de komende vijf tot tien jaar hard nodig.

De Nederlandse overheid mag ook wat proactiever zijn in het industriebeleid. Andere landen schromen niet om hun eigen industrie een zetje te geven. Voor een level playing field moet de Nederlandse overheid zich daarvoor ook willen inzetten. De innovatiepacten met Duitsland en Frankrijk, maar ook met Amerika bieden daar handvatten voor.’