Waterschappen hebben boer, bedrijf én beheerders nodig

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
28-09-2021

Laten we het kind niet met het (bad)water weggooien. Die uitdrukking schoot me te binnen toen GroenLinks en D66 bekendmaakten dat ze de waterschappen enorm op de schop willen nemen. De zogenaamde geborgde zetels van natuurterreinbeheerders, agrariërs en bedrijven moeten volgens hen worden geschrapt. Buitengewoon onverstandig en bovendien onnodig. Juist in deze tijd is specifieke kennis uit deze groepen cruciaal om succesvol te zijn als het gaat om klimaatbeleid, circulariteit en herstel van natuur en biodiversiteit.

 

Waterschappen zorgen voor veiligheid

Waterschappen zorgen sinds jaar en dag voor schoon en voldoende water en voor veiligheid door aanleg en beheer van dijken en kades. Deze taak is wettelijk vastgelegd en afgebakend. De samenstelling van het waterschapsbestuur is vanouds gebaseerd op de representatie van belangrijke groepen gebruikers. Het waterschapsbestuur is een zogeheten functionele democratie.

Hierin zitten vier categorieën bestuurders. Burgers zijn in de meerderheid onder de categorie 'ingezetenen' met driekwart van de zetels. Een kwart van de zetels wordt verdeeld onder agrariërs, natuurterreinbeheerders en bedrijven. Die noemen we 'geborgde zetels'. Zij hebben, net als de ingezetenen, altijd een plek in de waterschapsbesturen vanwege hun grote belang bij het werk dat de waterschappen voor hen uitvoeren. Natuurbeheerders, boeren en bedrijven merken het immers als eerste als er iets aan de hand is in een waterschap. Zij weten ook als geen ander wat er nodig is om droge voeten te houden of welke kwaliteit van het water nodig is voor hun producten en diensten.

 

Specifieke kennis van het gebied

Hoewel dit systeem goed past bij het nog steeds functionele karakter van de waterschappen, willen D66 en GroenLinks van die geborgde zetels af. Waterschappen krijgen volgens hen een nieuwe rol op het gebied van klimaatadaptatie, wat zou pleiten voor een (nog) steviger vertegenwoordiging van burgers in het waterschapsbestuur. Een merkwaardige redenering. Alsof je tegen een voetbalclub zegt: er mogen geen mensen met kennis van voetbal meer in je besturen en commissies.

Bovendien zijn de waterschappen hier allang mee bezig. Waardevolle nutriënten worden inmiddels uit afvalwater teruggewonnen, circulariteit krijgt steeds concreter vorm en water wordt steeds meer 'vastgehouden' in plaats van zo snel mogelijk afgevoerd. Daar is specifieke gebiedskennis en technische knowhow voor nodig, die juist de geborgde zetels bij de waterschappen inbrengen.

Het schrappen van deze zetels betekent bovendien verdere politisering. Dat tast juist het ondernemende karakter van deze bestuurslaag aan. Bovendien zet je bedrijven, agrariërs en natuurterreineigenaren als belanghebbenden op afstand. Draagvlak en participatieprocessen vergen daardoor extra tijd, geld en moeite. En laten draagvlak en participatie nou net een cruciaal onderdeel zijn van de aanstaande Omgevingswet.

 

Politieke arena

Het druist daarbij tegen de tijdgeest in. Het schrappen van geborgde zetels verandert waterschappen van functionele in algemene bestuursorganen met hun eigen politieke arena, wat ongetwijfeld gaat leiden tot conflicten met provincies en gemeenten. Dit signaleerde het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving afgelopen januari al in zijn rapport De stem van het water. En wat onderscheidt een waterschap dan nog van een provincie met een afdeling Water?

Maar moet de Tweede Kamer dan niks doen? Nee. Want er is genoeg wet- en regelgeving en andere zaken die de waterschappen nog in de weg staan op weg naar een klimaatbestendige toekomst. Daarbij helpen is een prima idee, maar laten we bij de benoeming van bestuurders niet het kind met het badwater weggooien. Willen we de strijd tegen klimaatverandering, voor voldoende en schoon zoet water en voor natuurherstel succesvol aangaan, dan hebben algemene en geborgde bestuurders in de waterschappen elkaar meer dan ooit nodig.

 

 

 

Jan Bessembinders

Beleidssecretaris milieu en circulaire economie

 

 

(dit artikel verscheen eerder in dagblad Trouw)